Wij verheugen ons enorm op het concert van zaterdag 19 februari. Ten eerste omdat het het eerste concert van het jaar is! Ten tweede kijken wij uit naar het weerzien met Niek Baar en Ben Kim. Zij waren in september 2019 bij ons te gast en dat was een prachtig concert. Lees de recensie van het Noord-Hollands Dagblad.
Jong talent
Ben Kim maakte zijn debuut als solist op 8-jarige leeftijd en Niek Baar was 16 toen hij als solist optrad met het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Zij musiceren graag samen en worden in de (inter)nationale pers ook wel een ‘Gouden duo’ genoemd. Wij kijken uit naar het concert van deze twee jonge, doch gevestigde musici. Zij spelen werken van Mozart, Ravel, Chopin en Beethoven.
Praktische info
Op basis van de maatregelen die gelden op 19 februari en het overleg met de musici, bepalen we of één of twee concerten plaats vinden en op welke tijdstippen. Bekijk de Corona-maatregelen.
Programma
Peter Iljitsj Tsjaikovsky (1840-1893), uit Souvenir d’un lieu cher opus 42:
Méditation
Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791), Sonate in G KV 379
Adagio – Allegro
Andantino cantabile
Frédéric Chopin (1810-1849), Polonaise Héroique in As opus 53
Maestoso
Maurice Ravel (1875-1937), Tzigane
Fritz Kreisler (1875-1962), Praeludium und Allegro
“Deze polonaise moet een symbool zijn, een symbool van heroïek!”
Schreef Geroges Sand. Lees meer over de componisten en hun werken.
Mozart: Sonate in G KV 379
Over het ontstaan van deze sonate zijn we vrij nauwkeurig ingelicht door middel van een brief van Wolfgang aan zijn vader Leopold Mozart. Mozart werkte op dat moment nog aan het hof van de aartsbisschop te Salzburg. Om een of andere reden was hij afgereisd naar Wenen en liet van daaruit weten dat hij op korte termijn een aantal van zijn musici nodig had voor een kamermuziekconcert. Mozart had maar weinig muziek meegenomen, dus schreef hij zo snel hij kon een paar werken, een concertstuk voor viool en een beperkt aantal spelers, voor de violist Antonio Brunetti, een aria voor de castraat Franceso Ceccarelli, en een sonate voor hemzelf en Brunetti. Aan zijn vader schreef hij op 8 april 1781 dat hij het laatste stuk de avond ervoor had gecomponeerd tussen elf en twaalf. Omdat hij op tijd klaar wilde zijn schreef hij de vioolpartij uit, en sloeg hij de pianopartij voorlopig in zijn hoofd op. Aan de autograaf, die in Washington wordt bewaard, is af te leiden dat het echt zo gebeurd is.
Meesterwerk gecomponeerd in korte tijd
Het stuk is in zijn soort een meesterwerk. Het bestaat uit twee delen. De piano begint met een paar arpeggio-akkoorden, waaruit een rijk versierde melodie tevoorschijn komt. Na acht maten komt de viool erbij en omspeelt de piano de melodie met gebroken akkoorden, wan waaruit een prachtig passagespel voortvloeit. Het langzame deel eindig rustig en blijft staan op een D-akkoord.
Dan barst het opwindende Allegro los, in g-mineur. Doordat het stuk een aantal keren wordt stilgelegd lijkt het wat op de Storm-sonate van Beethoven. De doorwerking telt maar enkele maten en dan komt de reprise. Uit alles is duidelijk dat dit het expressieve middelpunt van de sonate is.
Het tweede deel is een thema – weer in G-majeur – met vijf variaties. Mozart werkt toe naar de vierde variatie in g-mineur, en de vijfde, die als tempoaanduiding Adagio heeft. Wanneer ook die geïmproviseerd klinkende variatie is afgerond sluit de sonate af met een herhaling van het thema en een korte coda.
Polonaise Héroique in As opus 53
Chopin schreef een groot aantal polonaises gedurende zijn leven. De polonaise was oorspronkelijk een op 3/4 maat gebaseerde traditionele Poolse dans. Chopin voegde daaraan zijn eigen stijl toe, virtuoos, groots, aristocratisch en meeslepend. Diens pianopolonaises zijn stuk voor stuk gestileerd, en heroïsch en verhalend geschreven in het kenmerkende lyrische idioom van de uit Polen geëmigreerde componist. Chopin verbleef in Parijs, en raakte bevriend met de wat vrijgevochten schrijfster Georges Sand. In Polen braken opstanden uit (zoals de Novemberopstand), en Chopin zat elders, verlangend naar zijn familie en vriendenkring in Polen. De onderhavige polonaise is een polonaise vol hoop, wanhoop, verlangen, en onstuimigheid, alsof ook de revolutie zich in Chopin zelf en zijn muziek voltrekt. Hoewel Chopin vanaf zijn jonge jaren al polonaises schreef waarin enige Poolse ziel doorklinkt, zijn zijn latere werken, en deze polonaise op. 53 in het bijzonder doordrongen van heroïek. Georges Sand beschreef in 1848, het jaar waarin in Frankrijk ook een revolutie gaande was hoe deze Polonaise op. 53 een symbool zou kunnen zijn voor de Fransen:
‘De inspiratie! De sterkte! De kracht! Het lijdt geen twijfel dat zulk een geest aanwezig moet zijn in de Franse Revolutie. Voortaan moet deze polonaise een symbool zijn, een symbool van heroïek!’
Chopin droeg het werk op aan Auguste Leo, een Hamburgs bankier die van 1817 tot 1848 in Parijs vertoefde. Diens vrouw Sophie Augustine Leo-Dellevie was leerling van Chopin. Auguste Leo hielp Chopin met financiële zaken, en Chopin en Leo onderhielden gedurende zijn hele verblijf in Parijs nauwe banden. Leo adviseerde Chopin ook bij het realiseren van de Engelse en Duitse muziekuitgaven van zijn werk.
Ravel: Tzigane
Het is niet duidelijk of de speelwijze van Pablo de Sarasate ook van invloed was op het laatste werk van dit concert, maar het zou zeker kunnen. Ravel schreef in 1924 voor de Hongaarse violiste Jelly d’Aranyi een fantasie voor viool en luthéal. De luthéal is een soort geprepareerde piano, waaraan klanken ontlokt konden worden tussen die van de piano, het klavecimbel en de harp in. Gelukkig mocht het werk van Ravel ook met een gewone piano ten gehore gebracht worden. Het werk bestaat uit een introductie, in feite een lange cadens voor de viool. Wanneer de piano zich invoegt krijgt het meer het karakter van een dans. Qua viooltechniek komt alles voorbij: glissandi, dubbelgrepen, octaafspel, flageoletten, snelle loopjes, pizzicati, trillers en tremolo’s.