De ouders van Ella en Nicolas van Poucke speelden allebei in het Radio Symfonie Orkest, moeder op de altviool, en vader als trompettist. Muziek hoorde gewoon bij de leefomgeving. Dat wierp zijn vruchten af, want na wat pogingen op de viool besloot Ella dat de cello echt haar instrument was. Al op tienjarige leeftijd werd ze toegelaten tot het conservatorium in Den Haag, en ze studeerde verder in Amsterdam, Kronberg en Brussel bij gerenommeerde musici. Haar bovengemiddelde talent bleef niet onopgemerkt en prestigieuze internationale prijzen vielen haar ten deel. Ook soleerde ze op de grote podia in Europa, maar kamermuziek heeft wel haar warme belangstelling. Daarom richtte ze met Nicolas in 2010 het Chamber Music Festival Amsterdam op, dat wordt bezocht door de top van het klassieke muziekleven.
Ella van Poucke bespeelt een cello van Pieter Rombouts (1667-1728). Die wordt haar ter beschikking gesteld door een anonieme bruikleengever.
Nicolas van Poucke
Nicolas was er ook al vroeg bij. Op dertienjarige leeftijd mocht hij optreden met het eerste pianoconcert van Beethoven, in het Concertgebouw, en sindsdien was hij te gast in de bekende Nederlandse concertzalen en op podia in onder meer Duitsland, Frankrijk, Tsjechië, Groot-Brittannië, Canada en de Verenigde Staten. Ook zijn prijzenkast is goed gevuld.
De titel van zijn debuut-CD is ‘I believe in Bach the Father, Beethoven the Son and Brahms the Holy Gost of Music’. Nicolas kent zijn klassiekers en leest graag alles wat er los en vast zit over muziek.
Nicolas van Poucke brengt die sterke – soms zelfs demonische – kant van Chopin zowel virtuoos als gevoelvol naar boven.
2020 is het jaar van Beethoven
Ella’s favoriete componist na Bach is Beethoven. Zijn muziek inspireert haar meer dan welke andere ook. Dit jaar is het jaar van Beethoven, het is 250 jaar geleden dat hij werd geboren. Zaterdag 21 november staat Beethoven ook in centraal. Ella en Nicolas van Poucke voeren twee van zijn vijf sonates voor piano en cello uit, en de variatiereeks op een thema uit Mozarts Zauberflöte. Lees meer over deze sonates en het ontstaan ervan.
Het duo treedt twee keer op om 16.30 uur en 20.00 uur voor een publiek van maximaal 30 personen per optreden. Wij volgen de richtlijnen van het RIVM. Lees de uitgebreide corona maatregelen die wij treffen.
Programma
Ella en Nicolas van Poucke spelen:
Ludwig van Beethoven (1770-1827)
Variaties in Es over het duet ‘Bei Männern, welche Liebe fühlen’ uit Mozarts ‘Die Zauberflöte’, KV 620, WoO 46
- Andante
- Variatie I – IV
- Variatie V – Si prenda il tempo un poco piú vivace
- Variatie VI – Adagio
- Variatie VII – Allegro ma non troppo – Coda
Sonate in C opus 102 nr. 1
- Andante – Allegro vivace
- Adagio – Tempo d’Andante – Allegro vivace
Sonate in A opus 69
- Allegro ma non tanto
- Scherzo. Allegro molto
- Adagio cantabile Allegro vivace
Mozarts ‘Die Zauberflöte’
Beethoven koesterde een grote bewondering voor Mozarts Zauberflöte. Al in 1798 had hij variaties geschreven – ook voor piano en cello – over de aria van Papageno ‘Ein Mädchen oder Weibchen’, en in 1801 wijdde hij een reeks aan het duet van Papageno en Papagena ‘Bei Männern, welche Liebe fühlen’.
Meer nog dan bij de andere reeks zijn de piano en de cello gelijkwaardige partners om een prachtige serie variaties neer te zetten. De cello doet in virtuositeit niet onder voor de piano. Luister bijvoorbeeld naar variatie II. En in variatie IV, in mineur, wordt de diepte van de celloklank volledig uitgebuit. De zesde variatie is een buitengewoon gevoelig duet voor de piano en de cello. De laatste variatie gaat over in een Coda, waarin Beethoven het thema bijna symfonisch uitwerkt.
Al met al een mooi staaltje van Beethovens ongeëvenaarde variatiekunst!
Humor en een logeerpartij
De beide sonates op. 102 zijn gecomponeerd tijdens een logeerpartij bij de gravin Anna Maria von Erdödy, in Jedlsee, niet ver van Wenen. Deze gravin – aan wie de sonates opgedragen zijn – was zelf een begaafd pianiste. Zij organiseerde in haar zomerverblijf regelmatig kamermuziekavonden, waarbij in 1815 ook Beethoven uitgenodigd was. Hij trof daar een oude bekende, Joseph Linke, ooit cellist in een door graaf Rasumovsky in stand gehouden strijkkwartet – inderdaad, die van Beethovens kwartetten op. 59! – en nu de muziekleraar van de gravin. Voor hen beiden schreef hij zijn beide laatste sonates voor piano en cello, en hij gaf deze werken in 1818 ook uit. De ontvangst was enthousiast. ‘De sonaten behoren zeker tot het meest ongewone wat sedert lang geschreven is’ aldus de Allgemeinen musikalischen Zeitung op 11 november1818. En met reden. Beethoven wist dat zelf ook, en hij schreef op het manuscript ‘Freje Sonate’, een vrij vormgegeven sonate.
De sonate in C begint met een inzet van de cello – dolce cantabile – en ook de piano, die een maat later inzet moet ‘dolce’ spelen. Na een korte cadens voor de piano stopt de meditatie en barst het Allegro los, niet in C majeur, maar in a mineur. Brute kracht, sterke ritmiek, tegendraadse accenten, sterke contrasten, kortom: Beethoven.
Het Adagio wordt meteen gevolgd door een kort Andante, dat nog even de contemplatie van het begin terugpakt, maar dan sluit de sonate af met een speels Allegro vivace. In het laatste stuk wilde Beethoven eigenlijk een fuga verwerken, maar die spaarde hij op voor de tweede sonate van dit opusnummer. Wel zien we een soort humor die je eerder bij Beethovens leermeester Haydn tegenkwam. De muziek wordt af en toe even stilgelegd, om dan vrolijk in een andere toonsoort verder te gaan.
Intens samenspel tussen cello en piano
Tussen de beide vorige werken in, in 1807/1808, componeerde Beethoven zijn indrukwekkende sonate in A op. 69. Het was niet de eerste cellosonate die hij schreef – in 1796 had hij de beide sonates op. 5, de eerste ooit in het genre, geschreven – maar wel zijn meest populaire. Hij begint al zo bijzonder, met een inzet van de cello. De piano valt in boven een liggende lage E van de cello. Na een piepkleine cadens van de piano komt het gemakkelijk te herkennen thema terug in dubbele octaven in de piano, maar wel heel zacht. Nu krijgt de cello de kans een kleine cadens te laten horen, en pas dan wordt het lyrische thema forte gespeeld, in mineur. Het hele deel toont Beethoven op de top van zijn kunnen, qua inventiviteit en hechtheid in het componeren.
Het scherzo vergt veel van het samenspel van cello en piano door een permanent hinkend ritme. Twee maal wordt het afgewisseld door een wat rustiger, bijna koraalachtig stukje.
Het laatste deel begint met een kort adagio in E groot, van achttien maten. Het gaat naadloos over in een feestelijk Allegro vivace. De beide thema’s er van worden door de cello geïntroduceerd. De doorwerking is uitermate ingenieus, en in de reprise, die Beethoven voor het gemak combineert met een uitvoerige Coda, komt alles weer samen.