Meesterpianist te gast
Pianist Nicolas van Poucke speelt zaterdag 16 maart het werk van een van zijn favoriete componisten: Robert Schumann. Er zijn maar weinig pianisten die de complexe muziek van Schumann met zo veel vanzelfsprekendheid weten op te voeren als Van Poucke. Bekijk het programma.
Dichtende musicus?
Van Poucke heeft een uitgesproken stijl en weet het publiek te betoveren met zijn poëtische interpretaties. Het belooft een avond vol muzikale schoonheid te worden met Van Poucke als een van de meest getalenteerde en expressieve pianisten van zijn generatie.
Luister anders naar het concert
Kennis over de componisten en de stukken, maken dat je anders luistert naar de muziek. Kees Jansen heeft wederom tal van interessante weetjes en boeiende details bij elkaar gezocht. Nieuwsgierig? Lees dan verder.
Er zijn nog kaarten voor het bijwonen van dit concert! Reserveer.
Zijn elegante behendigheid is indrukwekkend, maar wat blijft naklinken is hoe hij het instrument betekenisvol laat spreken. Als hij de opstandige strijkers met de linkerhand licht pesterig nabootst bijvoorbeeld, voordat hij zijn kalmerende weerwoord influistert.
Een ware dichtende musicus.
Programma Nicolas van Poucke
Jan Pieterszoon Sweelinck (1561-1621)
Variaties op ‘Mein junges Leben hat ein End’, SWWV 324
Claude Achille Debussy (1862-1918)
Images, Série 1
Reflets dans l’eau
Hommage à Rameau
Mouvement
Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)
Sonate nr. 11 in A, KV 331
Andante grazioso
Menuetto
Alla Turca: allegretto
PAUZE
Robert Schumann (1810-1856)
Kreisleriana – Phantasien für das Pianoforte op. 16
1. in d, Äusserst bewegt
2. in Bes, Sehr innig und nicht zu rasch
3. in g Sehr aufgeregt – Etwas langsamer
4. in Bes, Sehr langsam
5. in g, Sehr lebhaft
6. in Bes, Sehr langsam. Durchaus leise zu halten – Etwas bewegter
7. in c, Sehr rasch
8. in g, Schnell und spielend
Jan Pieterszoon Sweelinck
Variaties op ‘Mein junges Leben hat ein End’, SWWV 324
De bekendste Nederlandse componist van zijn tijd – en lang daarna – schreef naast vier- tot achtstemmige bewerkingen van alle 150 Psalmen op de Geneefse melodieën meer dan zeventig werken voor klavier, in zijn geval een orgel of een klavecimbel/virginaal. Daaronder zijn meerdere variatiereeksen, zowel op geestelijke als op wereldlijke liederen. ‘Mein junges Leven hat ein End’, hoort tot de eerste soort (al beweert een artikel op Wikipedia van niet). De tekst geeft daar alle aanleiding toe. De dichter realiseert zich zijn sterfelijkheid en vraagt God vergeving voor alles wat hij in die korte tijd misdeed.
Deze reeks van zes variaties laat Sweelincks inventiviteit bij het variëren goed horen, een stijl van werken die hij deelde met tijdgenoten Engelse componisten als Peter Philips en John Bull. Maar vooral toont ze hoe Sweelinck zelf geïmproviseerd zal hebben op ‘zijn’ orgels in de Oude Kerk van Amsterdam.
Claude Achille Debussy
Images, Série 1
Bruisend water in muziek vertalen
Het muzikaal verbeelden van buitenmuzikale gegevens gebeurde natuurlijk al heel lang vóór Debussy. Maar toen hij tussen 1901 en 1905 zijn eerste reeks Images schreef kreeg dat wel een andere betekenis. Debussy realiseerde zich dat een natuurverschijnsel als bruisend water niet met keurig in de maat lopende golfjes van noten kan worden weergegeven. Vandaar dat zijn eerste Image, over spiegelingen in het water veel maatwisselingen kent, niet strak aan een toonsoort gebonden is en de grilligheid van het water ongeveer zo weergeeft als .. ja, zoals op schilderijen van geestverwante schilders. Hij probeert ‘de indruk’ te vangen van bewegend water, bruisend en opspattend, en dan weer rustig.
Zo doen we dat tegenwoordig
Het tweede deel uit de reeks is een prachtig gedragen stuk, als eerbetoon aan zijn grote voorganger in de Franse muziek Jean-Philippe Rameau (1683-1764). Het klinkt in hoge mate geïmproviseerd, met unisono-stukjes en een soepel ritme. Het is duidelijk niet de bedoeling van de componist een stuk te schrijven waarbij de luisteraar ogenblikkelijk aan Rameau denkt. De toonsoort (gis-klein) was in de tijd van Rameau vanwege de toen gangbare stemming van het klavier niet goed mogelijk, en van de harmonieën zou laatstgenoemde zich in zijn graf omgedraaid hebben. Veeleer lijkt Debussy te willen zeggen: ‘Kijk, Jean-Philippe, zo doen we dat tegenwoordig!”.
Franse signatuur
Het meest abstracte deel van de drie is het derde, Mouvement. Een perpetuum mobile, dat begint met een Bartok-achtig ostinaat ritme, maar al snel laat horen dat het stuk echt van een Fransman is, en wel van Debussy. Het vergt het uiterste van de virtuositeit van de pianist, maar in plaats van met grote akkoorden eindigt het een beetje als de engelenzang in Handel’s Messiah, heel hoog, in het niets.
Wolfgang Amadeus Mozart
Sonate nr. 11 in A, KV 331
Als Mozart aan het variëren slaat gebeuren er wonderen
Mozart schreef deze sonate, een van de bekendste, in 1783. Maar bekend wil niet zeggen dat het er één is van dertien in een dozijn. Het begint al met het gegeven dat het eerste deel niet een Allegro in de hoofdvorm is, maar een reeks variaties op een heel lief themaatje, een siciliano, iets voor speeldoosjes. Maar pas op: als Mozart aan het variëren slaat gebeuren er wonderen. Het is bekend dat hij dit soort variatiereeksen kon improviseren, en misschien is dit ook wel een uitgeschreven improvisatie. De voorlaatste variatie heeft de tempoaanduiding Adagio, en de laatste is een Allegro, waarbij de 6/8-maat is vervangen door een 4/4.
Hoe Turks is het derde deel?
Het tweede deel is een beetje militant klinkend menuet met een trio. Het bijzondere is dat in het trio, net als in de vierde variatie van het eerste deel, met de handen gekruist moet worden gespeeld. En dan dat laatste deel, de Turkse Mars. In Mozarts tijd, toen men de Turken beschouwde als eensdeels bedreigend – die Ottomanen met hun vervaarlijke Janitsarentroepen begonnen zich hier en daar toch wel op te dringen in het oude Europa – en anderzijds als interessant en exotisch. Ze hadden ons de koffie leren kennen, en bepaalde luxe kleding. Ze waren in de mode. Denk aan Mozarts opera Die Entführung aus dem Serail en aan passages uit Cosí fan tutte. Zelfs werden er zogeheten Janitsaren-piano’s gebouwd, met ‘Turks’ slagwerk erin verwerkt! Over hoe Turks de Turkse Mars is zijn de musicologen het nog niet eens. Wel stemmen ze er in overeen dat het prachtige en uitermate effectieve muziek is.
Robert Schumann
Kreisleriana – Phantasien für das Pianoforte op. 16
Wilde fantasie en woest spel
Robert Schumann was in zijn muzikale uitingen nog wel meer dan Schubert het prototype van een romantische componist. Hij was vanuit een literaire en persoonlijke belangstelling goed thuis in de literatuur van zijn dagen – geen wonder, zijn vader was boekhandelaar geweest. De schrijver E.T.A. Hoffmann was voor zijn opus 16 een inspiratiebron. In diens boekje over een dolgedraaide kapelmeester Kreisler en de nuchtere kater Murr herkende Schumann zijn eigen literaire creaties Eusebius en Florestan. Zij werden in Schumanns muziektijdschrift opgevoerd als de nuchtere evenwichtige en de grillige en impulsieve kant van zijn eigen persoonlijkheid.
In de Kreisleriana vinden we dat terug. Nr. 1 is een wilde fantasie, de triolen stormen aan, gesyncopeerde bassen verhogen dit woeste spel. Het middenstuk is echter rustiger van sfeer.
Van humoristisch tot romantisch
In het tweede stuk vestigt de componist vooral de aandacht op de prachtige melodie. De derde fantasie is humoristisch van karakter. Nummer 4 klinkt als een geleidelijk wegstervende klaagzang, met een uiteen getrokken melodische lijn. Nr. 5 is een vlot intermezzo. Het zesde stuk is geënt op een volksliedachtig thema, een weemoedige droom. Het voorlaatste nummer loopt na een wilde passage uit in een veel rustiger slot. En het laatst deel is de romantiek ten top: een mysterieus begin, brokken van melodieën en motieven, alles dwarrelt door elkaar maar vormt toch een caleidoscopische eenheid.
Een van zijn beste stukken
Schumann zelf, die het stuk in een eerste versie in 1838 schreef, verzorgde in 1850 een herziening. Hij heeft meer dan eens opgemerkt dat dit tot zijn beste stukken behoorde. En terecht.