Na de annulering van de concerten in maart en april, kijken wij uit naar het eerste concert van onze reeks. The Hague String Trio treedt op op zaterdag 26 september maar liefst twee keer op, om 16.30 uur en 20.00 uur. Per concert zijn er maximaal 45 bezoekers aanwezig en volgen wij de richtlijnen van het RIVM. Lees de uitgebreide maatregelen die wij treffen.

The Hague String Trio

Dit strijktrio zette zich vorig jaar op de kaart met het verschijnen van hun album ‘After the Darkness’. De dames spelen daarop muziek van componisten die in de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen, aangevuld met het trio van Weinberg. Ze scoorden meteen de hoogste onderscheiding in het blad voor klassieke muziek Luister: een 10!

Recensie

De nieuwste CD van het trio is lovend ontvangen. De Gelderlander schrijft ‘The Hague String Trio laat luisteraars in trance achter’. Tevens is de CD is genomineerd voor de International Classical Muic Awards 2020.

Wij hebben dit trio opgenomen in onze programmering omdat 2020 het Beethoven jaar is en wij één van zijn trio’s wilden horen. Ook spelen zij stukken van Schubert en Krása.

Lees hieronder meer over deze componisten en deze werken.

Programma

The Hague s=String Trio speelt:

Franz Schubert (1797-1828), Triosatz in Bes D 471
Allegro

Hans Krása (1899-1944), Passacaglia & Fuga

Ludwig van Beethoven (1770-1827), Serenade in D opus 8
Marcia. Allegro
Adagio
Menuetto. Allegretto
Adagio-Scherzo. Allegro molto
Allegretto alla Polacca
Tema. Andante quasi allegretto
Marcia. Allegro 

Het programma duurt een uur en er is geen pauze.

Weet u dat het leven van Ullman, Klein en Krása op dezelfde schokkende wijze zijn geëindigd? Lees meer over deze Krása, Beethoven en Schubert.

Schubert

Franz Schubert

 Schubert heeft in zijn korte leven veel meer willen schrijven dan hem uiteindelijk gegeven was. Liederen schreef hij – bij wijze van spreken – per strekkende meter, maar voor instrumentale werken had hij meer tijd nodig. Na zijn dood zijn dan ook heel wat onvoltooide werken te voorschijn gekomen, of werken waarvan maar één of twee delen zijn afgerond. Het bekendst is natuurlijk de onvoltooide symfonie, waarvan twee delen zijn afgerond, en van het derde alleen een aanzet is gevonden. Daarnaast is Schubert in elk geval aan vijf pianosonates begonnen die hij niet heeft kunnen of willen voltooien. Ook is een Quartettsatz in c (D.703) gevonden die zeer de moeite waard is.

Het strijktrio D. 471 heeft één voltooid eerste deel, en het begin van een langzaam deel. Het is geschreven in 1816.

Het eerste deel is over het algemeen vriendelijk van aard, al glijdt er hier en daar wel een wolkje voor de zon. Hoewel het zeker niet het handenwringende karakter heeft van zijn andere, latere werken, heeft het wel alle kenmerken van Schubert: afwisseling van majeur- en mineurpassages, melodieus, uitwijking naar toonsoorten via de zogeheten tertsverwantschap en dergelijke.

Hans Krasa

Hans Krása

Het Boheemse stadje Terezín, misschien beter bekend als Theresienstadt, zo’n zestig kilometer ten noordwesten van Praag, was door de nazi’s ingericht als een soort modelkamp. Er werd veel aandacht gegeven aan kunst, cultuur, cabaret, en de leiding kon zo bezoekers van bijvoorbeeld het Rode Kruis misleiden. Niettemin waren ook de beste ter plaatse geïnterneerde kunstenaars geenszins veilig. Ongeacht de artistieke verdiensten hing deportatie van Terezín naar Auschwitz of een ander vernietigingskamp als een zwaard van Damocles boven het hoofd. Dat gebeurde met componisten als Viktor Ullman, Pavel Haas, Gideon Klein, en dus ook met Hans Krása; op 16 oktober 1944 werd hij afgevoerd en twee dagen later vermoord.

Volksmuziek als inspiratiebron

Krása’s muziek is duidelijk geïnspireerd op de volksmuziek van Centraal-Europa. Het verschil met de 19e-eeuwse componisten als Brahms, Dvořák en Liszt is dat Klein – net als de Hongaren Bartók en Kodaly – ook de wat hardere samenklanken van de volksmuziek in zijn compositie opneemt.

Uitermate virtuoos stuk

In de Passacaglia & Fuga gebruikt Krása een oude, barokke vorm. De passacaglia is een dans in een driedelige maat, waarbij boven een basthema – dat later ook in de midden- of bovenstemmen kan opduiken – allerlei variaties worden aangebracht. Het is een ingenieuze vorm van componeren die uit Spanje kwam overgewaaid en vooral in het Engeland van de zeventiende en achttiende eeuw werd beoefend onder de naam ‘Ground’. Ook Bach heeft een fantastische passacaglia voor orgel geschreven. De beroemde Canon van Pachelbel zou ook een passacaglia kunnen heten, maar hij staat in een vierkwartsmaat. In de twintigste eeuw schreven bijvoorbeeld Benjamin Britten en Dmitri Shostakovich passacaglia’s, en Krása dus ook.

De korte fuga die op de passacaglia volgt is een uitermate virtuoos stuk, dat het uiterste vergt van het samenspel.

Ludwig von Beethoven

Ludwig von Beethoven

De strijktrio’s op. 3, op. 8 en op. 9 van Beethoven dateren allemaal uit zijn beginperiode, tussen 1795 en 1797. De Serenade op. 8 is vrij snel na op. 3 geschreven, maar werd wat later gepubliceerd. In het algemeen neemt men aan dat het werk niet voor publicatie bedoeld was, maar meer als ontspanning door Beethoven is geschreven. Dat betekent niet dat het een simpel werk is, voor amateurs gedacht, zoals zoveel soortgelijke serenades en divertimenti uit de late 18de eeuw. Met name de vioolpartij verraadt dat Beethoven wel een violist van statuur in gedachten had. Het zevendelige werk legt het muzikale zwaartepunt in de even delen. De oneven delen lijken daar een omlijsting van te zijn.

Robuuste mars én lichtvoetig speelstuk

Het openingsdeel is een robuuste mars. Door de krachtige dubbelgrepen in de alt- en de cellopartij wordt de indruk gewekt dat hier een kwartet aan het werk is. Een trio ontbreekt weliswaar, maar aan het einde van de heel serenade wordt de mars gewoon nog eens herhaald. Zo kan het ook. Het tweede deel is een gevoelig adagio, een soort aria voor de viool, waarbij de alt af en toe als in een duet meedoet.

Het daaropvolgende menuet met trio is een lichtvoetig speelstuk, maar dan à la Beethoven. Dat betekent bijvoorbeeld dat in het tweede deel van het menuet niet het eerste deel van zes (!) maten herhaald wordt, maar dat hij met de motiefjes uit het eerste deel iets nieuws maakt.

Centraal in de serenade staat een uitgesponnen adagio in mineur. De cello speelt begeleidingsfiguren, de alt en de viool spelen in octaven de melodie. Het adagio wordt twee maal onderbroken door een kort, levendig scherzo in majeur.

De polonaise werd al snel na het verschijnen van de serenade omgewerkt voor pianosolo en was gedurende de hele 19de eeuw naar men zegt buitengewoon populair bij de pianospelende Weense burgerdames. Het is inderdaad een aanstekelijk stuk, ook in de oorspronkelijke versie voor strijktrio.

Waardige leerling van Haydn

In het thema met variaties, het voorlaatste deel, toont Beethoven zich een waardige leerling van Haydn. Zijn leven lang heeft hij een voorliefde gehad voor thema’s met variaties, en dat is hier al te merken.

Zoals gezegd sluit de zelfde mars als waarmee de serenade opende het geheel ook op een fraaie manier af. De cirkel is weer rond.

 

Blijf op de hoogte

Ontvang onze nieuwsbrief! 

Je ontvangt een mail om de inschrijving te bevestigen.