Dit gerenommeerde quartet speelt klassieke en moderne strijkkwartetten bevlogen en op het hoogste niveau. Door de spraakmakende programma’s behoort het kwartet tot een van de meest frisse en toonaangevende stemmen in de klassieke muziek. Hierdoor enthousiasmeren ze zowel de doorgewinterde luisteraar als de nieuwkomer voor het strijkkwartetrepertoire van vroeger en nu.
Lockdown Blues, Bartók en Schubert
In dit programma verbindt het Ragazze Quartet de jaren ’20 van drie verschillende eeuwen. De Hongaarse componist Bela Bartók stelt zich in zijn 3e strijkkwartet (1927) open voor nieuwe gedachten stijlen die overal in Europa opkwamen. Componist en altviolist Garth Knox heeft in opdracht van Ragazze Quartet de compositie Four into Twenty (2020) geschreven, een verklanking van de huidige jaren 20: hij neemt je mee in onder andere de Lockdown Blues. Als afsluiter wordt er een Ragazze favoriet gespeeld: Der Tod und Das Mädchen van Franz Schubert, geschreven in 1824.
Samenzijn
Het is fantastisch om dit energieke ensemble te mogen ontvangen in Jisp. Bijzonder is dat een van de musici in de Wijdewormer woont, een thuiswedstrijd voor haar!
Heel fijn vinden wij het dat er eindelijk weer een pauze is waarin altijd zulke mooie ontmoetingen plaats vinden. Reden genoeg om naar concert te komen op zaterdag 19 maart! Een mooi begin van de lente!
We starten als vanouds om 20.15 uur, de deuren openen om 19.30 uur.
Programma
Béla Bartók (1881-1945), Strijkkwartet nr. 3, Sz. 85 (1927)
· Prima parte. Moderato
· Seconda parte. Allegro – Ricapitulazione della prima parte. Moderato – Coda: Allegro molto
Garth Knox (1956), ’Four Into Twenty’
· Letting Go
· Up Above Our Heads
· Lockdown Blues
· Rick O’Shea
· Charleston
Franz Schubert (1797-1828), Strijkkwartet nr. 14 in d opus posth., D 810 ‘Der Tod und das Mädchen’
· Allegro
· Andante con moto
· Scherzo. Allegro molto
· Presto
Felle contrasten en energieke tonen in ‘Der Tod und das Mädchen.”
Schreef Karel de Jong in 1948. Lees meer over de componisten en hun werken.
Béla Bartók: Strijkkwartet nr. 3
Wat Haydns 68 strijkkwartetten voor de achttiende eeuw zijn, Beethovens zestien kwartetten voor de negentiende, zijn Bartóks zes composities in dit genre voor de twintigste eeuw. Niet alleen geven ze net als bij Haydn en Beethoven iets weer van de ontwikkelingsgang van de componist, het zijn monumenten van de mens en zijn tijd. De eerste twee kwartetten horen duidelijk bij Bartóks eerste periode. Ze zijn een mooi samengaan van de late romantiek met bewuste invloeden uit de volksmuziek van Hongarije, Bulgarije en Roemenië. In het derde kwartet neemt Bartók daar in zekere zin afscheid van. Hoewel, met name de volksmuziek heeft hem ooit helemaal losgelaten. Tot in zijn laatste werken, het Concert voor orkest en het derde pianoconcert, vinden we altijd weer de resultaten van het onderzoek naar de Oost-Europese volksmuziek dat hij in de vroege twintigste eeuw uitvoerde.
Invloed volksmuziek
De lyriek in het derde strijkkwartet is beduidend droger, en de sfeer feller en koeler dan in de eerste twee. Dat komt ook juist door de invloed van de volksmuziek, die Bartók leerde een kleine septiem niet als dissonant te beschouwen, maar als een gewoon harmonisch verschijnsel van twee gestapelde kwarten. Daardoor lijkt de muziek soms atonaal, maar dat is het beslist niet. Ook rekt Bartók de mogelijkheden van een strijkkwartet technisch op, bijvoorbeeld door voor het hele kwartet tegelijk glijdende tonen, glissandi, voor te schrijven. Het werk bestaat uit twee in lengte nogal verschillende delen. Het eerste deel komt gevarieerd halverwege het tweede weer terug.
Garth Knox (1956), ’Four Into Twenty’
De Iers/Schotse Garth Knox werd al jong aangemoedigd om de altviool op te pakken en hij besloot al snel om hier zijn carrière van te maken. Knox studeerde aan het Royal College of Music in Londen met Fredrick Riddle, waarna hij verschillende prijzen won voor altviool en kamermuziek.
Vanuit zijn roots gaat hij graag een moderne dialoog te gaan met traditionele Keltische muziek. Hij voelde zich altijd thuis als improvisator, en nu ook steeds meer als componist, die zijn muzikale ideeën inzet als vernieuwend instrumentaal theater.
Voor het Ragazze Quartet is Garth Knox al jaren een muzikale held en Knox laat zich op zijn beurt ook graag inspireren: onder andere Leoš Janáček, Claudio Monteverdi, Guillaume de Machaut, György Ligeti, Marin Marais en Johannes Ockeghem noemt hij als zijn muzikale helden.
Lockdown Blues
‘Four into Twenty’ is geschreven voor het Ragazze Quartet en bevat als middendeel de humoristische Lockdown Blues, een verklanking van vier mensen, die ieder in een kamertje de verveling verdrijven door te spelen op/met hun instrument. Bekijk de video van de Lockdown Blues op de site van het Ragazze Quartet.
Franz Schubert: Strijkkwartet nr. 14 in d opus posth., D 810 ‘Der Tod und das Mädchen’Tzigane
In 1948 schreef Karel de Jong een bijdrage over Schuberts veertiende strijkkwartet voor het boek Muzikale Ommegang (onder redactie van G. van Ravenzwaaij, uitgave Nederlandse Keruboekerij NV te Amsterdam). Mooier kan het eigenlijk niet gezegd worden:
Felle contrasten
‘Energieke tonen klinken ons uit de in 1826 geschreven Strijkkwartet tegen, ook felle contrasten. Reeds het beginthema bevat zo’n tegenstelling tussen de geweldige inzet en de angstiger reactie daarop. Dan schijnt het of demonische machten ontketend worden, eerst nog wroetend, dan steeds wilder en woelender, totdat het liefelijke zangthema hun tijdelijk het zwijgen oplegt. Ook in owleiger momenten behoudt dit het terrein, maar de triomfkreet wordt onmiddellijk door een inzinking gevolgd. Ook deze wordt overwonnen, doch er zijn wonden geslagen: het blijde F gr. t. heeft voor een eerst klagende, dan heftig uitschietende slotepisode in a kl. t plaats gemaakt. De strijd wordt hervat; de worsteling tussen de tegengestelde krachten schijn aan het 2de thema de zege te schenken, dan komt de onheilspellende triolenfiguur van het 1ste als vanuit de duisternis opstijgen, steeds hoger klimmend tot de reprise bereikt is. Deze geeft, behoudens de tonaliteit van het 2de thema, hetzelfde beeld als het 1ste deel. Nog is het einde er niet: een lage D blijft doorklinken; nauw hoorbaar, door de stuiptrekkingen van huiveringwekkende sforzati onderbroken roert zich nog het beginmotief; een laatste opleving, een smartelijke kreet, dof herhaald, en dan: algehele ineenstorting ….
Het thema van het nu volgende Andante con moto is aan het lied ‘Der Tod und das Mädchen’ ontleend. Alleen de Dood spreekt: eerst somber en star, aan het eind verzoenend. De eerste twee Variaties ontnemen hem zijn verschrikking, in de derde zou men een anticipatie van Faust’s hellevaart uit Berlioz’ ‘La Damnation’ kunnen zien, de vierde geeft een blik op de hemelse zaligheid, in de vijfde is verzet, dat in berusting en in volle vrede eindigt.
In het Scherzo en Trio nogamals felle tegenstellingen. En dank komt het Presto, congeniaal met de Finale van Beethoven’s cis-mineur-kwartet, maar nog wilder en demonischer dan deze. In ademloze vaart wordt het slot bereikt.
Dit Strijkkwartet neemt een eigen, volkomen gelijkwaardige plaats in naast het grootste, wat op dit gebied bestaat, n.l. naast Beethoven’s laatste Kwartetten.’