Combattimento speelde een uitgebreid programma op zaterdag 26 januari.
A. Scarlatti – Sonata a Quattro in F
Allegro – Largo – Allegro – Largo – Giga
G.A. Brescianello – Trio in c, voor hobo, viool en continuo
Largo – Presto – Adagio – Presto
A. Vivaldi – Concerto in D, RV 220 (met viool-solo)
Allegro – Largo – Allegro
E. Albicastro – Concerto op. 7 nr. 4 in c (met hobo-solo)
Grave – Allegro – Adagio – Allegro
E.F. Dall’ Abaco – Concerto in G-groot, op. 2/11 (met cello-solo)
Vivace – Grave – Allegro
A. Vivaldi – Hoboconcert in d-klein, RV 454
Allegro – Largo – Allegro
D. Scarlatti – Prelude (improvisatie) & Sonata in g-klein K. 30, “Kattenfuga” (clavecimbel-solo)
F. Durante – Concerto “Le Quattro Stagione dell’Anno” (reconstructie: Pieter Dirksen)
Primavera – Estate – Autunno – Inverno
Over iedere componist is wel iets te vertellen. Lees verder en maak kennis.
Alessandro Scarlatti (1660-1725), is vooral bekend geworden als componist van oratoria en opera’s. Dat hij daarnaast ook kamermuziek schreef is minder bekend. Ook in deze sonate laat hij zich kennen als een spontaan en verrassend componist.
Van Giuseppe Antonio Brescianello (c.1690-1758), is niet veel bekend. Toch moet hij in zijn tijd grote faam als violist genoten hebben, want in 1715 verzocht de hertog van Beieren hem van Venetië naar München te komen om als violist in zijn hofkapel te komen spelen. Hij was er snel weer weg en aanvaardde 1717 een positie als hofkapelmeester in Stuttgart. Daar schreef hij in opdracht van zijn broodheer, de aartshertog van Württemberg, opera’s in Italiaanse stijl, en natuurlijk ook kamermuziek, zoals deze triosonate.
Antonio Vivaldi (1678-1741) geniet meer bekendheid. Ook dummy’s in de klassieke muziek hebben wel eens gehoord van zijn vier vioolconcerten gewijd aan de jaargetijden. Daarnaast schreef hij echter nog honderden concerten voor allerlei instrumenten en combinaties daarvan, voornamelijk voor de meisjes van het Venetiaanse weeshuis waar hij in dienst was. Het merendeel daarvan is geen ‘muziek per strekkende meter’, maar altijd fris en vol creatieve invallen. Neem bijvoorbeeld het zangerige langzame deel uit RV 220, of de tegendraadse ritmes en chromatische loopjes uit het openingsdeel van RV 454. En: Vivaldi’s concerten liggen altijd prettig voor het instrument waarvoor ze geschreven zijn. Dat pleit voor zijn vakmanschap!
Enrico Albicastro (c.1660-1730 was geen Italiaan, al doet zijn naam dat vermoeden. Hij was een Duitser, afkomstig uit Beieren, en zijn eigenlijke naam was Heinrich Weissenburg von Biswang. Leuk om te vermelden: hij heeft nog een tijdje in Leiden gestudeerd, muziek en krijgswetenschappen. Als cavalerie-officier heeft hij zelfs nog meegevochten in de Spaanse Successieoorlog. Na een aantal bundels met sonates publiceerde hij in 1703 te Amsterdam een serie van twaalf concerten op. 7. Het zijn concerten in de eigenlijke zin, waarbij een of meer solo-instrumenten het opnemen tegen een orkest. Het concerterende karakter zit meer in de afwisseling in dynamiek.
Evariste Felice Dall’Abaco (1672-1745), was weer wel een Italiaan, die zijn arbeidzame leven voor een groot deel doorbracht in Duitsland, en, nadat zijn werkgever de keurvorst Max Emanuel in ballingschap moest gaan, in België. Door een groot aantal composities voor strijkinstrumenten geldt hij als een belangrijk vernieuwer voor deze instrumentengroep. Zijn oeuvre omvat zes gedrukte verzamelingen, die van 1708 tot 1735 ontstaan zijn. Hij componeerde 24 vioolsonates, 12 triosonates, 12 concerti da chiesa(kerkconcerten, op. 2) alsook een aantal concerti grossi en vioolconcerten. Zijn vroege werken zijn beïnvloed door de stijl van Torelli en Corelli.
Francesco Durante (1684-1755), heeft altijd in Italië gewerkt. Daar genoot hij grote faam als compositieleraar. Onder meer Paisiello en Pergolesi – die van het Stabat Mater– behoorden tot zijn leerlingen. Vanwege het feit dat hij nooit opera’s heeft geschreven heeft hij vooral een reputatie als componist van kerkmuziek. Dat hij echter ook andere muziek schreef bewijst dit concerto, dat vanuit een klavecimbelversie door Pieter Dirksen is omgebouwd tot een concerto voor Combattimento.